Gebruik een Ethernet-kabel om de Ethernet-poort van uw computer te verbinden met een modem of ander netwerkapparaat (bijvoorbeeld een switch of router). Als de computer geen Ethernet-poort heeft, gebruikt u een USB-naar-Ethernet-adapter of een Thunderbolt-naar-Gigabit Ethernet-adapter.

In veel gevallen krijgt u dan automatisch verbinding met het internet. Als dat niet het geval is, volgt u de instructies hieronder om uw netwerkinstellingen in te voeren. Als u niet zeker weet welke gegevens u moet invoeren, vraagt u dit na bij uw netwerkbeheerder of internetaanbieder.

Kies Apple-menu > 'Systeemvoorkeuren' en klik op 'Netwerk'.

Open het paneel 'Netwerk' in Systeemvoorkeuren

Selecteer 'Ethernet' in de lijst aan de linkerkant.

Klik op het venstermenu 'Configureer IPv4' en kies de configuratiemethode die uw internetaanbieder heeft aangeraden.

• Via DHCP of BootP: Kies een van deze protocollen als u automatisch een IP-adres ontvangt van uw aanbieder.

• Via DHCP met handmatig adres: Kies deze optie als u een specifiek IP-adres hebt ontvangen en uw aanbieder DHCP of andere netwerkinstellingen gebruikt.

• Handmatig: Kies deze optie als u van uw aanbieder een specifiek IP-adres, een subnetmasker en een routeradres hebt ontvangen.

Klik op 'Geavanceerd', klik op 'DNS' en klik vervolgens op de knop met het plusteken  onder 'DNS-servers'. Voer het IP-adres in van de DNS-server van uw internetaanbieder. Als uw aanbieder zoekdomeinadressen aan u heeft opgegeven, voert u deze ook in. Deze zijn wellicht niet nodig als u uw IP-instellingen configureert voor gebruik van DHCP.

Klik op 'Geavanceerd' om eventuele aanvullende instellingen van uw internetaanbieder, zoals IPv6-, proxyserver- of extra Ethernet-instellingen, in te voeren.

Klik op 'OK' om de instellingen voor de Ethernet-voorziening actief te maken.